Huurder ligplaats beter beschermd

Huurders van een ligplaats voor een woonboot waren tot voor kort minder goed beschermd dan huurders van een woning. Omdat boek 7 BW op dit punt is gewijzigd, hebben deze huurders nu nagenoeg dezelfde rechten als huurders van een woning. Wat is er aangepast?

Ligplaats nu ook woonruimte. In artikel 7:233 BW wordt het begrip ‘woonruimte’ gedefinieerd. Hierin was te lezen: ‘Onder woonruimte wordt verstaan een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandig dan wel niet zelfstandig woning is verhuurd, dan wel een woonwagen of een standplaats […].’ Deze wetsbepaling is per 1 juli uitgebreid met het woord ‘ligplaats’. Dit betekent dat ook ligplaatsen onder het woonruimtebegrip vallen en de huurders alle bescherming krijgen die hoort bij de bescherming van huurders van woonruimte.

Niet voor de huurprijs. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever niet de bedoeling had om ook de huurprijsbescherming voor huurders van ligplaatsen van toepassing te verklaren. Dat is te verklaren door het feit dat de huurder van een ligplaats meestal wel de woonboot in eigendom heeft. De huurprijsbescherming is bedoeld voor huurders van sociale huurwoningen terwijl eigenaren van een woonboot meestal in een andere financiële situatie verkeren en dus minder bescherming nodig hebben.

Erfgenamen. In (het nieuwe) artikel 7:268a BW is opgenomen dat artikel 7:268 BW niet van toepassing is op huurders van ligplaatsen. Door het overlijden van de huurder eindigt de huur niet van rechtswege 2 maanden na het overlijden. De reden hiervoor is dat ligplaatsen erg schaars zijn en dat de waarde van de woonboot, die de erfgenamen mogelijk willen verkopen, erg zou kelderen als de boot niet inclusief ligplaats kan worden verkocht.

Het begrip woonruimte is uitgebreid met 'ligplaatsen', zodat huurders van ligplaatsen dezelfde bescherming hebben als andere huurders.